Natuur & Milieu

Nationale tuinvogeltelling vanuit Denekamp en Tubbergen

DENEKAMP / TUBBERGEN - De Nationale Tuinvogeltelling is het grootste door burgers uitgevoerde wetenschappelijke project van Nederland. Vogelbescherming organiseert al jaren deze megatelling samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland. Deze telling geeft inzicht in het belang van tuinen voor vogels. De telling werd dit jaar voor de 21e keer in Nederland gehouden en wel in het weekend van 26 tot en met 28 januari jl. In principe kon iedereen die dat leuk vindt hieraan deelnemen. Het is mooi dat er veel geïnteresseerde mensen aan dit jaarlijks terugkerende vogelkijkfestijn meededen. Dit jaar waren dat er in ons land om precies te zijn: 113.976. Zij telden samen 1.606.415 vogels. De huismus werd wederom de onbetwiste nummer 1, gevolgd door de kool- en pimpelmees op de respectievelijke plekken 2 en 3. 

Deelname in de gemeenten Dinkelland en Tubbergen

Ook dit jaar deden weer veel deelnemers uit Dinkelland en Tubbergen mee aan deze jaarlijks terugkerende manifestatie. Bij elkaar opgeteld ging het om 334 tellers, die op 242 locaties goed waren voor 5880 vogels. Met het digitale systeem van Vogelbescherming Nederland, waarbij ook meteen de afbeeldingen van de soorten te zien waren, viel prima te werken. Prettig was ook dat men na invoering meteen kon zien wat er in de buurt zoal werd waargenomen. In Dinkelland hebben in totaal 148 deelnemers / gezinnen meegedaan aan de landelijke telling. Zij telden op 125 tellocaties al met al 3395 vogels. In Tubbergen kwamen die aantallen uit op 136 deelnemers, 117 tellocaties en 2485 getelde vogels.

De resultaten

In de 12 woonkernen in de gemeente Dinkelland werden 47 vogelsoorten gespot, waartoe leuke soorten als grote gele kwikstaart, zanglijster, kramsvogel, geelgors, putter, goudvink, zwartkop, sijs, goudhaan, grote lijster, middelste- en kleine bonte specht, kerk- en steenuil, grote zilverreiger, grote Canadese gans en aalscholver. In de gemeente Tubbergen bleef in de 13 woonkernen de teller steken op 43 soorten. Opvallende soorten waren hier zanglijster, geelgors, goudvink, zwarte mees, kokmeeuw, kleine bonte specht, bos- en kerkuil, torenvalk, aalscholver en halsbandparkiet. Vooral die laatste mag bijzonder worden genoemd. De soort is in ons land weliswaar niet schaars (staat zelfs op plek 16 van de landelijke lijst), maar ze komen eigenlijk alleen maar voor in de grotere steden in het westen van ons land. Ze zijn knalgroen van kleur en extreem luidruchtig. Hoe het beestje in Tubbergen verzeild is geraakt, is een raadsel.

Toelichting bij een aantal soorten

De onbetwiste nummers 1, 2 en 3 waren in beide gemeenten respectievelijk huismus (1094), koolmees (778) en pimpelmees (742). De volgorde is dezelfde als bij de landelijke telling. De merel verscheen daarentegen (zoals al jaren het geval) in Dinkelland en Tubbergen niet meer in de top 3 en valt met 471 ‘buiten de prijzen’. Bij de verwerking van de gegevens kwam naar voren dat in verreweg de meeste tuinen soorten als huismus, koolmees, pimpelmees, merel, roodborst en heggenmus voorkomen. Dit zijn uitgesproken tuinvogels. Dit keer is berekend wat het aanwezigheidspercentage in onze tuinen was bij deze 6 soorten. Wat blijkt: de huismus werd weliswaar qua aantallen het meest geteld, maar de koolmees is degene, die het meest in de Nederlandse tuinen voorkomt (91,9 %), gevolgd door pimpelmees (83,9 %), merel (82,9 %) en dan komt pas huismus (81,3 %). Dat is ook landelijk het geval. Roodborst (81,3 %) scoorde eveneens hoog, terwijl heggenmus in bijna de helft van de tuinen voorkwam (49,4 %). Bij kool- en pimpelmees worden meesttijds meerdere exemplaren op één locatie geteld. De huismus is doorgaans in grotere aantallen op één locatie aanwezig. Bij met name roodborst en heggenmus zie je daarentegen vaak slechts één exemplaar per locatie, terwijl merels, kauwen en Turkse tortels geregeld met tweetallen worden waargenomen. Het gaat bijzonder slecht met de ringmus; van origine een echte plattelandsvogel. In Tubbergen en Dinkelland werden er op 5 locaties slechts 13 gezien. De ringmus is geen cultuurvolger, zoals ekster, gaai, kauw en houtduif dat bijvoorbeeld wel zijn (geworden). De sterke afname van deze typische plattelandssoort is overigens niet beperkt tot Nederland alleen, maar lijkt zich over een groot deel van West- en Midden Europa uit te strekken. Voedselschaarste speelt hierbij een belangrijke rol. Het is leuk om soorten als winterkoning en boomkruiper in de tuin te ontdekken. Door hun heimelijke gedrag vallen ze niet erg op en kunnen zo maar over het hoofd worden gezien. Nochtans werden in Dinkelland en Tubbergen toch nog 13 boomkruipers en 62 winterkoningen genoteerd. Ook de heggenmus is een heimelijke soort, die overal en nergens kan worden waargenomen. Het is een echte scharrelaar. Deze soort werd overigens beduidend vaker gezien. Op de tellijsten werden 212 exemplaren aangekruist. Hierbij moet echter worden aangetekend dat de soort vrijwel zeker is ‘overteld’. Op meerdere plekken werden er soms meer dan 10 gemeld, hetgeen zeer onaannemelijk is. Dat ‘overtellen’ geldt in meer of mindere mate ook voor de roodborst. Deze laatste laat immers niet gemakkelijk andere soortgenoten toe op ‘zijn of haar’ voederplek. Dubbeltellingen zullen dan ook ongetwijfeld hebben plaats gevonden. Een broedvogelsoort als de spreeuw blijft relatief dicht bij huis en trekt in de winter niet verder weg dan naar België, Noordwest-Frankrijk en Zuid-Engeland. Normaliter wordt hun plek in de winter ingenomen door gasten uit noordelijke en oostelijke streken. De winters in ons land en in de ons omringende landen zijn evenwel langzaamaan zachter aan het worden. De behoefte om uit het eigen broedgebied weg te trekken is daardoor aanzienlijk afgenomen. Er werden op 8 locaties in totaal 91 exemplaren geteld. Een uitgebreide toelichting op de rest van de telling is te vinden in een uitvoerig verslag van alle telgegevens. Het artikel is te vinden op www.nvwgdegrutto.nl.

Deelname Nationale tuinvogeltelling

Veel vogelliefhebbers hebben in het weekend van 26 tot en met 28 januari weer volop kunnen genieten van hun ‘eigen tuinvogels’. Het tellen van tuinvogels is ook voor kinderen leuk en leerzaam, maar zoals voor iedereen, vooral nuttig. Het levert belangrijke informatie op en ze steken er veel van op. Deze natuursessies zijn mooie gelegenheden om uit te leggen waarom natuurlijke tuinen zo belangrijk zijn. Tijdens de Kerstvakantie werden bij museum Natura Docet in Denekamp tientallen voederhuisjes gemaakt met kinderen en hun ouders. Dit vooral met het oog op de naderende tuinvogeltelling. Onder andere de vogelwerkgroepen van ‘De Grutto’ en Heemkunde Ootmarsum leverden een aanzienlijke bijdrage. Veel gegevens zijn ook ontleend aan de statistieken en resultaten van Vogelbescherming Nederland. Tips Uit alle verzamelde telgegevens blijkt hoe belangrijk onze tuinen zijn voor veel van onze gevleugelde vrienden. Alhoewel er al geruime tijd geen sprake meer is van winterse omstandigheden, is met het bijvoeren van vogels in de tuin nog steeds niets mis. Ook een vers bakje water blijft zinvol; niet alleen voor het drinken, maar zeker ook om te kunnen badderen. Verslag telgegevens Van alle telgegevens is een uitvoerig verslag gemaakt. Voor wie hierin geïnteresseerd is; het artikel is te vinden op www.nvwgdegrutto.nl. Volgend jaar in het weekend van 31 januari tot en met 2 februari vindt de volgende telling plaats. Tekst: Wim Wijering, namens de Natuur- en Vogelwerkgroep de Grutto. Foto’s: Wim Wijering en Johan Drop.