gtag('consent', 'update', {'ad_user_data': 'granted','ad_personalization': 'granted','ad_storage': 'granted','analytics_storage': 'granted' });
Terug
image0.jpeg
image0.jpeg
Sport & Vrije tijd

Noud Wiefferink Nederlands kampioen Minibuggy Cup

In zijn laatste race bij de jeugd sloot Noud Wiefferink (11) uit Denekamp een topseizoen in stijl af. In Albergen streed hij op zondag 12 oktober in de finales van zowel de Dutch Minibuggy Cup als de Minibuggy RAMO-competitie voor Oost-Nederland. In beide kampioenschappen ging de jonge coureur als koploper van start en kroonde hij zich uiteindelijk tot kampioen. Eerder in het seizoen werd Wiefferink al derde in de Autocross Masters.

image2.jpeg

Op bezoek bij Wiefferink Motorsport, het bedrijf van vader Ruud, treffen we Noud achter een stuur aan. Naar eigen zeggen is hij met een AI-simulatieprogramma al druk aan het oefenen voor zijn overstap naar de junioren komend seizoen. 

Gefeliciteerd Noud! Hoe kijk je terug op de finales?

“Ik had al een goede voorsprong, maar het bleef spannend tot de laatste race. Ik begon goed in de finale, maar in de tweede ronde vloog de gaskabel eruit en kon ik niet meer rijden. Twee rondes later werd mijn concurrent ‘gierig’. Hij ging te snel en vloog over de kop. Maar ik had eigenlijk al genoeg punten, dus ik hoefde alleen nog de ‘doorkomsten’ te halen om kampioen te worden. Gelukkig konden ze het gaskabeltje snel fixen, waardoor ik de ereronde met mijn eigen auto kon rijden.”

Jij bent dus een echte snelheidsduivel?

“Een beetje wel. De allereerste keer was ik vier. Toen ging ik nog niet zo snel en reed ik nog geen wedstrijden. Toen ik vijf was, in 2019, reed ik mijn eerste wedstrijd. Ik reed nog achteraan. Uiteindelijk begon ik steeds wat beter te worden. Twee jaar geleden ging het goed: toen werd ik zevende. Vorig jaar werd ik al tweede en dit jaar is het gelukt om kampioen te worden.” 

Hoe heb je ervoor gezorgd dat je beter werd dan de concurrentie?

“Ik speel veel racespelletjes op de computer, nu ook met een AI-simulatieprogramma. Op YouTube kijk ik naar oude beelden van papa en ik volg ook de F1 met Verstappen. Op de cross rijdt iedereen dezelfde lijnen. Dat probeer ik anders te doen door wat meer andere lijnen te rijden. Natuurlijk met tips van papa, maar ik heb ook heel veel van mezelf geleerd. Ik oefen dat veel met de simulator. Daardoor word ik steeds beter.”

Je racet al vanaf je vierde, hoe ben je ooit bij de autocross terechtgekomen?

"Mijn vader heeft ook altijd geracet en heeft mijn eerste buggy gemaakt. Mijn opa was vroeger voorzitter van de A.S.V.D. Beide opa’s wonen buitenaf en daar kan ik ook oefenen als het gras of maïs net gemaaid is. Naast een van die weilanden ligt nog een zandpaadje zonder bochten, dus daar zit ik soms ook een beetje te scheuren.”

Wat maakt de autocross zo bijzonder?

“Het is een hele leuke en interessante hobby. Er zijn 45 deelnemers bij de minibuggy en volgend jaar bij de junioren dertig, waarvan er maar eentje kan winnen. Je moet er veel inhalen. Gelukkig is dat in de finales niet zo wanneer je in de manches goed presteert en vooraan mag staan. Gelukkig ben ik nog maar twee keer over de kop gevlogen. Dat gebeurde dit jaar ook toen mijn rivaal een ‘brake check’ deed die ik niet zag aankomen. Dat was wel jammer, want ik lag lekker vooraan. Het mooiste vind ik de inhaalacties onder het rijden. Ook het gevoel en de spanning wanneer je bij de start staat, is bijzonder.” 

Je racet veel voordat je kampioen kunt worden. Hoe ziet zo’n crossseizoen eruit?

“De Dutch Minibuggy Cup bestaat uit negen wedstrijden door heel Nederland. De RAMO-kampioenschappen bestaan uit vijf wedstrijden in Midden- en Oost-Nederland. En dan zijn er nog de Autocross Masters, een drielandencup in Nederland, België en Duitsland. Tot twaalf jaar hoor je bij de jeugd; daarna ga je door naar de junioren.”

Volgend jaar ga je dus naar de junioren. Wat gaat er voor jou veranderen?

“De jongsten rijden in een minibuggy. Daarna kun je tot je achttiende rijden in een juniorbuggy met een buizenframe of een miniauto. Maar ik ga door met de buggy. Dat gaat het snelst en vind ik het leukst. Het wordt wel schakelen, want ik kom in april bij veel kampioenen in de race en dat gaat veel harder. De juniorbuggy heeft veel meer pk’s en zes versnellingen. Dat wordt wel even schakelen.”

Je vader heeft veel gewonnen in de autosport. Wat is jouw doel?

“Hij heeft bakken vol bekers, maar ik blijf doorgaan tot ik hem ingehaald heb. Ik hoop dat de nieuwe auto zo snel mogelijk klaar is, zodat ik kan oefenen voor het nieuwe seizoen. Daarin hoop ik later ook Nederlands kampioen te worden. Maar als het kan, wil ik eerst een keer in de top drie eindigen, daar ben ik dan al heel blij mee. Waarschijnlijk ga ik later nog rijden in een Sprint 1600, daar reed mijn vader ook altijd in!”

‘Zeventig tot tachtig procent win je thuis’

Wanneer Noud enthousiast weer achter zijn stuur kruipt, bevestigt vader Ruud hoeveel tijd en energie er in hun passie gaat zitten. “Soms rijden we vrijdag al weg en zijn we het hele weekend onder de pannen. Vrijdagavond de auto keuren en op zaterdag en zondag de wedstrijden. Daarvoor hebben we een touringcar waarmee we overal komen: van Friesland tot aan de Belgische grens in Limburg. Maar we komen ook in Duitsland, Luxemburg en België zelf. In de buurt zijn ook niet echt banen om op te oefenen. Die zitten ver weg in Noord-Duitsland of Frankrijk. Misschien is dat nog wat voor later.  Het materiaal moet goed voor elkaar zijn. Zeventig tot tachtig procent win je thuis. Dat zit hem in de voorbereiding en het onderhoud van de auto, zodat er weinig kans is op uitval. Wanneer we thuiskomen wast Noud de auto en gaan we meteen aan de slag voor de volgende race. Voor ons is het toegankelijker dan voor een ‘leek’ die in de sport begint, maar het blijft een kostbare hobby. Nu zijn wij als ouders nog de grote sponsor van Noud, maar door zijn prestaties en de aandacht voor de sport hopen we ook nieuwe sponsoren te kunnen werven. We hopen dat de autosport meer op de kaart wordt gezet. De finales van de Dutch Minibuggy Cup en de RAMO-kampioenschappen in Albergen zijn daar een goed voorbeeld van. Dat zijn mooie evenementen die nog niet altijd bekend zijn onder het grote publiek.”

 

Foto’s: Michelle Vergeer

image1.jpeg