Onze kleinzoon, Simon, is ruim twee jaar oud. Hij is nog niet zindelijk, dus de dagopvang wil hem niet hebben. Dat vindt hij prima. Thuis kan het jochie zich goed vermaken, vooral wanneer opa en oma op bezoek zijn. Het oudste zusje is vier jaar en zit op school en het andere is pas geboren en slaapt. Simon wil dus met mij een boekje lezen. Het woord NEE begrijpt hij niet. Ik wil net zelf aan een filosofisch werkje beginnen en lees het kereltje daaruit voor…
Er zijn twee soorten impressies, namelijk zintuiglijke en reflexieve. Zintuiglijke impressies komen uit de buitenwereld… Simon denkt even na en staat vervolgens op om een ander boekje te pakken. Kikker in de sneeuw. Daar staan plaatjes bij en de meeste woorden kent hij. Ik zeg hem dat beide boekjes mooi op elkaar aansluiten. Hij kijkt mij niet begrijpend aan. De kikker is rood, zeg ik. GROEN, schreeuwt hij. Nee hoor, rood. GROEN… Ik vraag hem hoe hij dat weet. Opnieuw twee ogen die mij vragend aankijken. Dat is een zintuiglijke impressie. Mensen die kleurenblind zijn, kennen het onderscheid niet. En jij hebt geleerd dat een aardbei rood is en een kikker groen. Als ik een aardbei blauw schilder, is het nog steeds een aardbei. Daar had hij nog nooit over nagedacht en dat zal hij de eerstvolgende 20 jaar waarschijnlijk ook niet doen. Graag had ik met hem nog verder gesproken over kritisch denken. Voorlopig gaat hij er nog van uit dat alles wat hem wijsgemaakt wordt, correct is. In zijn boekje schaatst kikker op het ijs. Dat vindt Simon heel gewoon. En de mededeling dat kikker het koud heeft, snapt hij ook. Zijn vader heeft de natte luier uitgetrokken. Hij staat in zijn blote billen. Koud, net als kikker.
Ds. Roelof Kloosterziel